Waddenfonds kan de komende jaren een vliegwiel zijn

Het Waddenfonds heeft de afgelopen jaren al veel ontwikkelingen in gang gezet in het Waddengebied. Toch ziet Cees Loggen als de nieuwe voorzitter van het Waddenfonds nog genoeg uitdagingen. Vooral het aanjagen en uitvoeren van grote projecten met impact heeft prioriteit. ,,Het Waddenfonds kan daarbij als vliegwiel dienen.’’ Een kennismaking met de nieuwe voorzitter in zes vragen.

Wat heeft u zelf met het Waddengebied?

Voorzitter Cees Loggen

Ik hou enorm van het Waddengebied. De ecologische diversiteit is groot en elk eiland heeft zijn eigen karakter en charmes. Mijn warmste herinneringen bewaar ik aan Texel. Ik beleefde daar mijn eerste zelfstandige vakantie en ik dronk er mijn eerste biertje. Ook toen ik bij de marine werkte heb ik er vaak mijn bivak opgeslagen. In die tijd kwam ik ook regelmatig op Terschelling, dus ook daar liggen mooie herinneringen.

Wat ziet u zelf als uw belangrijkste missie als nieuwe voorzitter? Waar ligt de uitdaging?

Als voorzitter zet ik, samen met de directeur, de grote lijnen uit. Een aandachtspunt is de kennishuishouding. Die moet echt op orde zijn. Voor nu maar ook voor de toekomst. Verder is het goed om te beseffen dat het Waddenfonds er tot en met 2026 is. Daarom vind ik het van groot belang om nu op een goede en verantwoorde manier zoveel mogelijk subsidies te verlenen. Voor kleine en middelgrote projecten, maar vooral ook voor grootschalige projecten van het Investeringskader Waddengebied (IKW).   

Hoe belangrijk is het Waddenfonds voor de versterking van economie en ecologie voor het Waddengebied?

Heel belangrijk. Het Waddenfonds heeft wat dat betreft z’n waarde al ruimschoots bewezen. Met de prioritering vanuit het IKW kunnen we nu ook echt grote projecten realiseren, zoals de vismigratierivier in de Afsluitdijk maar ook Green Shipping, een meerjarig programma om de waddenvloot flink te vergroenen.

Waar liggen kansen en uitdagingen in de nabije toekomst?

Het Waddenfonds is er nog tot en met 2026.Ik zie een mooie kans om met de projecten die we nu vooral vanuit het IKW subsidiëren een vliegende start te maken met het Uitvoeringsprogramma van de Agenda voor de Wadden 2050. Deze agenda en het daaruit voortkomende uitvoeringsprogramma is niet alleen van ons als provincies, maar van alle betrokkenen. Bij het Waddenfonds hebben we ervaring, kaders en majeure opgaven gedefinieerd en kunnen we vanuit die ervaring meteen schakelen. Dat betekent naar mijn mening dat het Waddenfonds de komende jaren vooral een belangrijke subsidieverlener zal zijn en daarmee automatisch een minder dragende rol krijgt. En dat past in deze fase van het fonds.

Zijn er genoeg aanvragen en zo nee, hoe kunnen die worden gestimuleerd?

Dat is een moeilijke vraag, zeker in deze bijzondere tijd. Het gaat niet alleen om genoeg aanvragen maar vooral om goede plannen die het verschil maken en passen bij de doelstellingen van het Waddenfonds. Er blijft altijd een taak voor de medewerkers van zowel het Waddenfonds als van de drie Waddenprovincies om daarin een stimulerende en ontwikkelende rol te spelen. Maar over die competenties maak ik me helemaal geen zorgen.

Wat moet er zijn bereikt als het Waddenfonds in 2026 wordt opgeheven?

Ik hoop dat het Waddenfonds vooral een mooi testament nalaat waarin kennishuishouding en monitoring een prominente plek heeft. Daar kun je in de toekomst alleen maar de vruchten van plukken. In de tussentijd moet het Waddenfonds ervoor zorgen dat er binnen de afgesproken kaders een goede balans is van projecten en programma’s. Ecologie speelt daar een belangrijke rol in. Maar ik vind, en dat past ook binnen de opdracht van het Waddenfonds, dat de (duurzame) economische component een even grote waarde kent. We willen een mooi landschap en een prachtige natuur waar het prettig is om in te recreëren maar ook om in te wonen en te werken.